Rubens
Othon Geelhand de Merxem, tijdschrift 3/2004
In dit aan Rubens gewijde jaar, wil Pro Belgica met dit artikel bijdragen aan de hem vertoonde eer.
. Peter Paul Rubens, 7de kind van JAN RUBENS en MARIA PIJPELINCK, werd geboren te Siegen, in Duitsland, op 28 juni 1577.
Jan Rubens had sympathie voor het calvinisme, en de calvinistische leiders, waaronder Willem de Zwijger, wat hem dwong Antwerpen te verlaten. Hij vestigde zich eerst in Keulen, waar hij een avontuurtje beleefde met de zus van diezelfde Willem, avontuurtje dat hem in de gevangenis deed belanden.
Zijn echtgenote, Maria Pijpelinck, slaagde er in hem vrij te pleiten en vergaf haar fladderende echtgenoot. Ze vestigden zich in Siegen, en daar kwam Peter Paul ter wereld.
De familie Rubens verliet Siegen en keerde terug naar Antwerpen na de dood van Jan Rubens, en keerde zich af van het protestantisme.
De niet gefortuneerde Maria Pijpelinck plaatste Peter Paul in de leer bij Antwerpse meesters, waarvan de eerste, TOBIAS VERHAECHT, een goed schilder was, maar tevens een brute man. De tweede leermeester werd Octaaf, Heer van Veen, beter bekend onder de naam OTTO VENIUS. Gedistingeerde gentleman als hij was, en bijzonder door de Italiaanse schilderkunst geïnspireerd, schaaft hij de ruwe kantjes van Rubens bij. Daarna volgde ADAM VAN NOORT, die het tegenovergestelde was van de vorige, en die Rubens overtuigde van vooral zijn eigenheid, het Vlaamse, in het schilderen te bewaren. Niet erg bekend, was Van Noort een gefrustreerde persoonlijkheid, agressief en gewelddadig, maar zeer getalenteerd.
P.P. Rubens wist deze verschillende strekkingen te duiden en te domineren. Zijn gehele oeuvre getuigt van een enorme gelijkmatigheid, ondanks de zijn grote inspiratie en het heel hoge tempo waaraan hij werken creëert. Gedurende zijn hele leven was hij een evenwichtige man, dit in tegenstelling tot veel van zijn artistieke tijdsgenoten, zoals bijvoorbeeld HALS, BROUWER, enz…
Vanaf 1600 is Rubens genoeg ontwikkeld om het zonder meester te kunnen stellen, en vertrekt hij naar Italië, waar hij 8 jaar zal verblijven (van zijn 22ste tot zijn 30ste levensjaar). Hij houdt halt te Mantua, waar hij vriendschapsbanden aanknoopt met de hertogelijke familie, reist naar Rome, Firenze, Venetië, en eindelijk, vestigt hij zich te Genua, na alweer een bezoek aan Rome. In al deze steden leert hij de Groten van zijn tijd kennen, wat hem later nog van pas zal komen.
In 1603, begeleidt hij een collectie schilderijen naar Spanje, waaronder werken van de Hertog van Mantua aan Philips de Derde, koning van Spanje (en tevens zijn vorst). Hij maakt van deze gelegenheid gebruik om de portretten van de gehele Spaanse koninklijke familie te maken.
In 1609 keert hij terug naar Antwerpen, daar zijn moeder stervende is. Hij wordt zonder enig probleem als de grootste meester aanschouwd, en opent zijn eigen school. Hij heeft veel leerlingen, waaronder schilders die later zelf ook grote roem zullen vergaren, zoals JORDAENS, VAN DIJCK, enz… Zijn productie is enorm: om en bij de 1500 werken, kartons, portretten, tekeningen, kolossale werken voor kerken, het Louvre, enz… Hij schildert niet alles zelf, maar hij controleert alles eigenhandig, verbetert, inspireert, legt zijn gevoel voor vorm op, zijn kleurgevoel, en zijn genialiteit, zonder ooit de controle te verliezen.
Kort na zijn terugkeer naar Antwerpen, huwt hij ISABELLA BRANDT, waarbij hij drie kinderen zal krijgen. Hij leidt een werkzaam en geregeld leven. Hij staat om 5 uur ‘s ochtends op, en begint de dag met een rit te paard. Hij leeft sober, en is een goede echtgenoot en vader. Hij wordt tot “schilder verbonden aan het Hof” benoemd door de aartshertogen Albrecht en Isabella, wordt schatrijk, en vindt de tijd zich een immens paleis te laten bouwen. Hij verzamelt tevens werken van andere artiesten.
Zijn relaties met de Groten der Aarde, zullen hem leiden tot informant van de koning van Spanje. Terwijl hij hun portret maakt, kan hij hen tot de zienswijzen van hun vorst bewegen, wat hem meermaals lukt. Gedurende een missie bij koning Karel I van Engeland, wordt Rubens door deze laatste in de adelstand verheven. Hij slaat hem tot ridder uit dankbaarheid voor de grote rol die hij had gespeeld in het vredesproces tussen Spanje en het Verenigt Koninkrijk.
Een van zijn eerste missies brengt hem in Nederland, bij de Prins van Oranje. P.P. Rubens spreekt vloeiend zes talen, waaronder het Latijn, en is dus een informant van grote waarde voor het Hof van Madrid. Hij is ook erg vaderlandsgezind: men mag niet vergeten dat deze koning ook zijn vorst was.
In 1626 sterft Rubens’ echtgenote, die vaak onderwerp was van zijn schilderijen zoals ook HELENA FOURMENT, zijn tweede vrouw, die hij huwt in 1630. Deze zal hem vijf kinderen schenken en een groot aantal nazaten : een 15000-tal daarvan leven vandaag nog, verspreid over de hele wereld.
Het over zijn kunst hebben is werk voor kunstkenners, en is niet de bedoeling van dit artikel. Zoals alle “specialisten” spreken ze elkaar voortdurend tegen, maar allen zijn het er over eens dat P.P. Rubens een geniale schilder was, misschien wel de grootste van allen.
Zijn grote rijkdom ontnam hem nooit zijn gezond verstand, hij kon heel vrijgevig zijn, zelfs ten opzichte van diegenen die hem bekritiseerden en jaloers op hem waren. Hij behield zijn eenvoud, ondanks de gigantische rijkdom en de loftuitingen waarmee hij voortdurend rond de oren werd geslagen.
Tegen het einde van zijn leven, trok hij zich vaak terug in zijn buitenverblijf, het kasteel van Elewijt, in Brabant, waar hij bucolische taferelen en intieme momenten op het doek vastlegde. Deze werken zijn misschien minder gekend, maar van een enorme pracht.
Achteraf werd hem weleens verweten een duur schilder te zijn geweest (100 florijnen per dag). In die tijd was schilder zijn een vak als een ander, terwijl vandaag de term”artiest”niet meer voldoet aan dezelfde betekenis als vroeger. Vandaag de dag vereenzelvigt men een artiest vaak met wereldvreemd, schuw en langharig tuig, dat in de goot leeft, ergens op een somber achterkamertje en in de grootste miserie, wiens naam nog sneller vergeten wordt dan een banale zomerverkoudheid, als hij sterft. Maar binnen 1000 jaar, wanneer België en de andere landen verenigd zullen zijn in een toekomst die niemand kan voorspellen, zal de naam Rubens blijven schitteren in de hoofden van velen.
Dat is het privilege van de geniale artiest, wiens herinnering en werken de tijden trotseren, in tegenstelling tot veel presidenten, generaals, politieke of economische figuren die spoedig de vergetelheid in sukkelen…